Je zou denken dat ze in deze tijden meer en beter bezocht zouden worden, de
natuurgebieden rond Bergen op Zoom. Ik loop er regelmatig bij goed
weer omdat ik het het er mooi vind en ik heb meer beweging nodig. Ik
heb een stappenteller om mezelf te stimuleren.
Ik ken de omgeving
inmiddels goed. Weet de heidevelden, de weilanden, de
zandverstuivingen, de naaldbossen, en de meertjes te vinden. Ik loop
over de paden en kom er heel weinig mensen tegen.
Vandaag alleen een
wielrenner die zijn fiets met veel gepiep tot stilstand bracht om
snel een foto te maken ‘Ik zag twee reetjes’ zei hij en ik
merkte wat een perverseling ik was omdat ik het beeld van
vrouwenbillen moest wissen. Hertjes!! Kleine hertjes!!
Dan na drie kwartier
wandelen, naderden mij een man en een vrouw, in de leeftijd van rond de 50 .
Zij had lang steil blond haar. Ze hield stil, draaide zich naar me
toe, en zei: ‘Ik zag U net ook al lopen, heel in de verte’ en ik
antwoordde, ‘dat kan. Ik ben al enige tijd aan het lopen.’ Vervolgens vervolgden we allebei ons pad. Zij de ene kant op. Ik de
andere. En ik dacht: Waarom zei ze dat nou? Wat bedoelde ze met die
opmerking? Het had niet bits of onvriendelijk geklonken, maar aardig
. Ze was misschien verbaasd. Dat ik nu opeens zo dichtbij was en
net nog zo ver weg. Ze wilde er geen praatje mee aanknopen, had ik de
indruk, maar het wel even graag gemeld hebben. “Ik zag U net ook al
lopen, in de verte” Moest ik bevestigen dat ik inderdaad dezelfde
was? Bedoelde ze dat ik voor in al dat groen opvallende kleren aan
had?
Had ik leuker kunnen
reageren? Een kwartier lang liep ik verder met al die vragen in mijn
hoofd.
Vanuit een zijpad
rechts kwam nog opeens een mens. Een man. Hij kwam voor me te lopen. Had me
niet aangekeken. Ik moest opeens denken aan meneer H. Meneer H was
een psychiatrische patiënt waar ik tijdens mijn nachtdiensten in een
instelling mee te maken heb gehad. Een enigsinds enge man. Met
achtervolgingswaanzin.
Deze man had
hetzelfde postuur; mager en lang, en eenzelfde wat stramme manier van lopen. Hij
droeg een oud zwart pak, geen kleding om je mee in het bos te begeven op een warme dag als deze, en hij had een kalend achterhoofd. De wandelende
dood. Armen bijna bewegingloos naast zijn lichaam. In zijn
rechterhand een brandende peuk. Hij schreed nog net niet, maar hij
ging wel steeds iets langzamer lopen.
Ik loop vaak in het
bos en voel me er doorgaans ontspannen en prettig. Deze keer ook wel,
maar ik voelde me er toch niet he-le-maal senang bij. Ik liep achter hem. Voor de rest was er niemand in het bos te bekennen.
Zou ik achter hem
blijven lopen?
Scenario’s flitsten door mijn hoofd. Deze man zou zich opeens om kunnen draaien en tegen me tekeer gaan dat ik hem achtervolgde of zoiets...en dan?
Scenario’s flitsten door mijn hoofd. Deze man zou zich opeens om kunnen draaien en tegen me tekeer gaan dat ik hem achtervolgde of zoiets...en dan?
Ik besloot hem te
passeren, mijn pas versnellend. In het voorbijgaan groette ik hem, en hij? Hij groette terug.
En even later achter
me sloeg hij weer een ander pad in.
Dus.
Gewoon een
vriendelijke man waarschijnlijk
Of hij is iemand
anders gaan vermoorden. Dat kan ook
Geen opmerkingen:
Een reactie posten