maandag 21 september 2020

Schets Pa

 

Ik ken een man. Hij zit thuis op een stoel. Hij kijkt uit het raam. Of hij kijkt naar tv. Vanuit zijn positie overziet hij de gehele woonkamer. Mijn vader. Hij is 88, en al jaren slecht ter been

Op het salontafeltje met het kleedje ligt een setje glazen onderzetters, een boek en een beker met daarin schrijfgerei. Het boek ligt keurig op zijn plaats. De bladzijden zijn hagelwit. Het is ongelezen.

Er hangt een staartklok aan de muur. Hij tikt.

30 jaar geleden was de spanning bij het Productschap voor Vis waar hij werkzaam was voor hem dermate hoog geworden, dat hij het niet langer kon opbrengen daarin te functioneren. Het werken onder een kersverse chef, een jongere bovendien, vormde daarin een belangrijke factor. Deze man was in mijn vaders ogen arrogant en incapabel voor zijn functie. Het was er zo een die wilde reorganiseren wat goed liep.

We kennen er allemaal wel zo een. Zo’n ambitieuze die vindt dat alles anders moet, dat er een bezem gehaald moet worden door alles wat eerder is opgebouwd. En met welk resultaat?

De stress heeft mijn vader genekt, en hij is op de stoel beland, bij het raam. Aanvankelijk een raam op de 11e verdieping van een flat in de residentie. Het was een stoel waar hij nog wel eens uit opstond. Immers, buiten het plezier van TV en radio, bood Den Haag veel vertier. Het Binnenhof, het Lange Voorhout. Het strand…Zijn vrouw en hij genoten van de zee. Kijkduin, Scheveningen. Ze pikten er een terrasje, smikkelden er poffertjes,en hapten er een haring. De afkoopregeling van het Productschap gaf hem meer dan ruime armslag

Er was ook aanloop. De van Diepens, de Molletjes, de Lievenstrootjes, de van Vlietjes. Met die laatsten zijn er nog een aantal busreisjes ondernomen. Oostenrijk, Noorwegen, Italië.

En ook was daar de familie. Met name Cor , Alie en Jan. Ze waren bij regelmaat over de vloer.

En de kinderen. Maar die vertrokken gaandeweg. Allen vreemd genoeg, naar Brabant. Breda.

Het waren gelukkige jaren in Den Haag. Achteraf zullen ze dat zeker kunnen beamen. Het waren ook de jaren dat ze ervoor kozen om in de winterperiode een maandje in Benidorm door te brengen. En dat was vooral voor hem een feestje.

De jaren verstreken. Hij moet tegen de 74 jaar zijn geweest toen de bezwaren rondom het gaan naar Benidorm groter werden dan het plezier ervan. Ook andere reisjes werden niet meer ondernomen. En met het oog op de oude dag besloten ze hun kroost achterna te gaan en zich in Breda te gaan vestigen. Het is goed te weten dat je de kinderen in de buurt hebt als je wat gaan mankeren, of zoals hij het zelf uitdrukte:’..als je een puistje op je kont krijgt’ .Het woord ‘kont’ deed hem dan altijd even guitig de kamer doorkijken, in de verwachting dat iemand heimelijk mee zat te lachen. Maar dit kwam steeds minder voor.

De gedachte bij de kinderen in de buurt te zijn als ze wat zouden gaan mankeren en hulp nodig zouden hebben gaf hen rust.. De van Diepens, een Molletje, de Lievenstrootjes,de van Vlietjes, Cor en Jan, zij waren inmiddels begraven of gecremeerd.

De stoel kwam nu op 10 hoog te staan. Inmiddels een mechanische relaxstoel.


Aanvankelijk ontdekten ze hun nieuwe woonplaats; waar kun je lekker eten? Hoe was Breda als stad?

Maar het was geen Den Haag, Scheveningen, Kijkduin. Hun nieuwe woonplaats had het niet helemaal. Hun huis als woning op 10 hoog wel, dat was OK.

Er op uit gaan, daar kwam steeds minder van. Het werd ook meer en meer iets waar ze eerder tegenop gingen zien

Het tellen der jaren kon beginnen. Dan ben je 75, en dan 76, en dan 77, en dan 78, en dan 79, en dan 80. Hij was er trots op 80 jaar te zijn geworden. Hield zichzelf op de been met behoorlijk wat vieux in die periode. Op feestjes van de kinderen kreeg hij een naam. Men verbaasde zich over de hoeveelheid borrels die hij er doorheen kon jagen.

81, 82, Aanloop hadden ze niet veel meer, maar ze hadden elkaar. 83, 84 het werden oude mensen, die ook door doofheid geplaagd werden en een dagtaak kregen aan het elkander verstaan. Het volume van de TV moest zo hard dat de onderburen gingen klagen. Koptelefoons werden daarop door hem aangeschaft, zo waren ze de mensen onder zich niet tot last. Telefonisch waren ze dan moeilijk te bereiken. De kinderen belden dan vertwijfeld naar elkaar. Zou alles nog goed zijn?

Voor mijn ouders zou een oplossing voorhanden zijn geweest: een mobieltje aanschaffen . Op trilstand zetten en bij zich bewaren. Maar de handigheid en motoriek om met deze moderne communicatiemiddelen om te gaan, zelfs al was deze aangepast voor senioren, was hun, zacht gezegd, niet aangeboren.

Omgang met een draadloze telefoon, dat ging nog wel.

Vanuit de stoel wilde hij wel van alles. Een computer, een laptop, een tablet. En dat schafte hij zich dan ook aan, want mooi vond hij het wel. Maar het waren bronnen van ellende. Want er echt mee werken, dat gaf problemen. Keer op keer heeft hij het gepresteerd om computers vast te laten lopen. Computerrmannetjes vulden hun zakken wanneer hij ze weer gebeld had. En ..dan moest er maar een andere computer aangeschaft worden…en daarna nog 1. De onoverzichtelijke chaos op zijn digitale bureaublad stond in een uiterst contrast met het tafeltje bij zijn stoel en de inrichting van de kamer, waarin elke verandering acuut werd opgemerkt. ‘Mien, dat fotolijstje..! dat moet je draaien..DRAAIEN!’

-Huh?

‘DRAAIEN! DAT FOTOLIJSTJE!’

-Draaien??..ik weet even niet wat je bedoeld hoor…

‘DRAAI DAT FOTOLIJSTJE ES EEN BEETJE DEZE KANT OP’


Wanneer wij kinderen op bezoek kwamen, waren wij vaak getuige van dit type conversaties. Mijn moeder had heel lang, vond ze zelf, geen gehoorapparaat nodig. En toen ze er na lange leste wel een aanschafte heeft ze zich nooit de handigheid eigen gemaakt om hem in te doen. Dan was ze een half uur bezig en het lukte haar niet.

Na instructie…..ook niet….herhaalde instructie?....nee, het ging niet lukken. En als mijn vader hielp?...nee..(en de neiging is groot om hier te schrijven: Dan al helemaaaaal niet)

Mijn vader deed zijn gehoorapparaat in als er bezoek kwam. Wanneer hij alleen met mijn moeder was, had hij het kennelijk niet nodig.

De verhouding tussen mijn ouders laat zich het gemakkelijkst als volgt typeren:

Hij: ‘Mien het is acht uur, wat betekent dat?’

En zij snelt snel naar de keuken om koffie te zetten.

De relatie is een machtsverhouding. De een vraagt, de ander draait.

En draait de ander niet…dan kan er dagenlang een stilte vallen in huis. Hij zal geen woord meer spreken. Totdat zij breekt, en zorgt dat in de naam van de lieve vrede de verhouding weer hersteld wordt.

Mijn vader is geen slechte man. Wel narcistisch, als een kleuter. Mijn vader, zeiden wij wel eens, had geen vrouw en kinderen, hij had personeel.


85,86. En hij kan het maar niet uitstaan dat zijn vrouw qua leeftijd er toch met de eer vandoor gaat, want zij is drie jaar ouder.

Clubjes, verenigingen, iets cultureels doen, hobby’s, in de laatste decennia is er niets van terechtgekomen. Enige inzet voor enig maatschappelijke organisatie. Buiten de arbeidsjaren om. Is dat er niet geweest.

Er was vooral TV, muziek, het uitzicht door het raam naar buiten, het huis en de dingen in het huis, zoals dat voor zoveel ouderen geldt.

En natuurlijk, het balkonnetje


‘Hoe is het?’vroeg ik laatst

-‘…ach..wachten op Godot..’

En ook mijn moeder, altijd blakend van positivisme en relativiteit liet zich laatst een keer ontvallen dat ze ‘er niks meer an’ vond. Een periode waarin pijnlijke ledematen zich behoorlijk deden gelden was dat. Handen, schouders, heupen, knieën. Het is allemaal wat als je ouder wordt. Al die onderdelen van je lijf waarvan je je niet bewust bent totdat het niet meer goed kan functioneren.


‘Maar…we mogen niet klagen’ Een regelmatig terugkerend zinnetje


En gelukkig ging het ze vooral goed!

87, 88. De jaren gaan voorbij. Inmiddels 65 jaar getrouwd. Geïnteresseerd , nog altijd, in het nieuws. Weten wat er speelt. En warempel, enige handigheid in de omgang met zijn tablet. Bankzaken, mail..hij kon er gebruik van maken


Dan eind maart 2013 een beroerte.

Een beroerte waar hij goed uit kwam, behalve dan dat zijn rechter mondhoek daarna licht afhing, en meer verontrustend: hij vertelde dat hij ‘niet meer zichzelf’ was, maar ‘een ander’. Iets in zijn manier van denken, Zijn ‘zijn’ was aangetast. Ons viel dat niet op. Wel dat hij bij vlagen even helemaal de weg kwijt kon zijn. Dan liet zijn geheugen het even afweten. Maar dan een volgende dag verbaasde hij ons met zijn alertheid en tegenwoordigheid van geest.


Begin juni 2013 belande mijn moeder na een hartinfarct in het ziekenhuis. Toen zij daar na een dotterbehandeling zes dagen later weer uitkwam, is zij onder regie van de kinderen gegaan naar een zorghotel in Breda. Merlinde.

Naar huis gaan was niet echt een optie. Ze woonden 8 hoog, en in het flatgebouw zou enkele weken wegens vervanging van de liftconstructie de lift niet te gebruiken zijn. Het geboden alternatief was dat van de lift aan de andere kant va het gebouw gebruik gemaakt zou kunnen worden. Daartoe moest men dan wel eerst over het balkon naar de woning van de buren lopen en dan door hun balkondeur naar binnen, en dan door hun woning en hun voordeur op weg naar de andere lift. Dat was allemaal niets voor mijn ouders. Pa kon ook in Merlinde terecht.

Praktisch was dat het beste en gaf het voor alle partijen de meeste rust. Dit gold zeker voor hunzelf.


Het was domme pech dat ma na twee keer vallen weer in het ziekenhuis belandde. Met onder andere een zeer pijnlijke nek. Ach, 91, en dan al die sores en pijn, was het maar anders.


Dat was allemaal in 2013.

Het was duidelijk dat pa en ma verzorging nodig hadden. Gelukkig werd er een fijne woongelegenheid voor hun gevonden. Vlak bij waar ze al woonden konden ze terecht in een aanleunwoning, waar ze hulp konden krijgen bij hun a.d.l. En de verzorging was goed.


Moeder herstelde, en ze vonden er een nieuw huis. Bij elkaar. Pa en ma. Maar zelfstandig er op uit gaan, naar buiten, was er nog niet bij. Het gevolg is dan wel dat je dicht op elkaars lip zit, en dat heeft zo zijn vervelende kanten. Er wordt erg op elkaar gelet, en de één bepaald wat de ander moet gaan doen, of niet moet gaan doen. Duidelijker: Pa bepaald wat ma wel en niet moet doen.

Sta op! Ga zitten. Blijf zitten!

En ma raakte in de versukkeling…ze kon niet meer eten zonder moeite, en dan knoeide ze wel eens wat.

“Niet KNOEIEN! MIEN JE KNOEIT!!!!”


Wie moest de hulp geven die mijn moeder nodig had bij het eten? Als pa haar boterham had gesneden had hij het wel weer gehad. Dat hij dit deed vond hij een prestatie van formaat die hij meerdere keren delen moest met zijn kinderen. “Ik heb haar boterham gesneden. In van die kleine stukjes hoor. Hoor je?...HOOR JE??”

Het ging allemaal ten koste van zijn eigen maaltijd. Hoe moest hij nu soep eten als hij ma ook soep moest geven? Dan werd zijn soep koud!! Pa kon het niet langer meer aan.


Alternatieven moesten gezocht worden:

Soms kwam van 38 kilometer verderop hulp om ma eten te geven.


Pa kon het er in het bijzijn van ma over hebben hoe belastend de situatie voor hem was. Hij had het zwaar. Hij was allemaal veel te veel voor hem. Terwijl er op dat moment maar 1 iemand werkelijk leed, en dat was mijn moeder. Pijn, jeuk, ontlastingsproblemen, mobiliteitsproblemen. Ma had teveel zorg nodig om in haar woning te kunnen blijven.


Moeder in het ziekenhuis, in het revalidatiecentrum, op de verpleeginrichting….pa werd verlost van de last die ma voor hem was. Het gaf hem lucht. De belasting voor hem werd nu gereduceerd. Deze bestond nu nog alleen uit het op bezoek gaan bij mijn moeder, die twee kilometer verderop in de verpleeginrichting zat. Een belasting die hij toch zeker niet dagelijks wenste te dragen. Drie keer in de week was toch wel het maximale wat hij, man die zich zonder hulpmiddelen kon redden, aankon. Psychisch was het een aanslag op zijn welzijn. De zorgende vrouw die mijn moeder was, zo hulpeloos te zien was geen prettige aanblik. Steeds minder werden haar mogelijkheden. Ze was af en toe verward, praatte soms nauwelijks verstaanbaar, ze kon stokdoof zijn, ze had schilfertjes op haar huid. Ze kon haar handen niet meer bewegen. Wanneer ze in de rolstoel zat met het kunststof tafelblad aangeschoven had ze haar als ballonnen opgezwollen handen voor zich op een kussen liggen. Ze werd met een passieve tillift het bed in- en uit gehesen.

Hoe moeilijk is het om dat te zien?!

Hoewel hij vaker te horen kreeg hoe belangrijk het was dat hij op bezoek kwam, sloeg hij toch graag een bezoekje over, en zeker wanneer het zou betekenen dat hij met de deeltaxi naar mijn moeder gebracht zou moeten worden. Want die deeltaxi….hopeloos soms. Hoe lang je moest wachten.


Wanneer de mogelijkheid zich voordeed nam een van ons onze moeder mee naar buiten. Wandelen langs de winkels, door het park. Frietje halen, ijsje eten. En soms ook op bezoek bij mijn vader.

Hoewel mijn moeder al snel doorhad dat wanneer ze dat deed het er toe zou leiden dat pa dan de volgende dag niet op bezoek zou komen, omdat hij haar dan al gezien had. Ze liet zich ontvallen zich soms een onbestorven weduwe te vinden, omdat pa in haar ogen te weinig langskwam. Ze koos er voor om dan maar niet bij hem langs te gaan.

De laatste keer dat ze bij hem op bezoek kwam liet hij haar blij zijn slaapkamer zien. Wat een ruimte hij nu had nu haar bed er niet meer stond!


Dus met hem ging het steeds beter. Kreeg voldoende leefruimte in huis nu spulletjes voor en van mijn moeder gaandeweg het huis verlieten. In zijn aanleunwoning kwam regelmatig een verzorgende om de hoek kijken hoe het met hem ging, en ter controle of hij zijn medicatie ingenomen had. Voor de boodschappen, de koffie, zijn maaltijden en zijn huishouden, werd gezorgd


De 67e Kerst samen hebben ze niet kunnen halen. Mijn moeder overleed twee weken daarvoor. Een leven lang vrijwillig geleefd in dienst van vader, zoals veel vrouwen van haar generatie.

Wanneer je mijn moeder zou vragen of ze een goed leven had gehad, zou ze knikken. Ze zou zeggen dat ze een prima leven heeft gehad.


Wij kinderen groeien op met andere normen . Jezelf ontplooien. Voor jezelf opkomen. Evenwicht in een relatie.

Dat had mijn moeder allemaal niet nodig….ze had het toch goed…

En dat wist hij ook: ma heeft een goed leven gehad. Het heeft haar aan niets ontbroken.


De afscheidsdienst is gehouden, de dankkaartjes zijn verstuurd. Moeder is niet meer. Vader maakt er nog wat van. Het liefst met zoveel mogelijk vrolijkheid om hem heen.

Hij is altijd in voor een grapje. Dat maakt hem voor de omgeving een geliefd man