zondag 30 maart 2008

zaterdag 29 maart 2008

gelezen: vage uitspraken

* 'Je dorp heeft gebeld, ze willen hun idioot terug'

* Een Duitser, een Fransman en een Belg komen een café binnen. Zegt de cafëbaas 'is dit een grap?'

* Bedenk steeds dat je uniek bent, zoals iedereen

* Wie het laatst lacht, denkt het traagst

de stille fanfare



grappig

donderdag 27 maart 2008

woensdag 26 maart 2008

en dan komt je dochter weer eens langs

Waarom mocht ik dit niet en dat wel?
en dit soms, en dat zelden?
Waarom zei je toen zus en nu zo?
Waarom papa? Hmm?

Je deed het een en ander
Ging van her naar der
Maar vond af en aan
heg nog steg.

maandag 24 maart 2008

Davincini's frustratie




Ik heb een idee,

maar ik kan er niets mee!



zondag 23 maart 2008

zoals ik het wil



's Morgens wakker worden en dan naar het raam lopen, en dan zo'n uitzicht. Oh man..!

zaterdag 22 maart 2008

heel flauw

Gehoord bij mij thuis

Frank Boeijen gaat 'Zwart Wit'in het Arabisch zingen.

-'Ik dacht dat ie dat altijd al gedaan had'

woensdag 19 maart 2008

Naar eigen waarneming (7)

Gert kon zich verliezen in een taal die los van alles stond, een taal die hem werkelijk raken kon. Hem kon laten snikken. De taal van de klank - muziek.
Via de hardrock van vooral Led Zeppelin, en later de psychedelische rock van Pink Floyd, (hij identificeerde zich met bassist Roger Waters) begon Gert later vanaf ‘minimal music’ opnieuw te zoeken naar andere “soundscapes”. Hij werd hierbij meer aangesproken tot het rauwe, dan tot het gladde. Meer tot de chaos, dan tot de harmonie. Structuur vinden in chaotische muziek, dat was wat hem raakte.. Het kon hem tot tranens toe beroeren. Ummagumma (Pink Floyd), Escalator over the hills (Carla Bley), Gates of delerium(Yes), het slotstuk van Atom Heart Mother, soms stukken van King Crimson.
“Herrie”, zo typeerden de meeste mensen zijn muzieksmaak. En Gert begreep dat. Hij beschouwde zijn muzikale gehoor stiekem als iets dat bij hem verder ontwikkeld was als dat van menig ander. Ze konden er niet bij. Simpelweg, zo dacht hij, omdat wat hij zo als schitterend en geniaal ervoer in muziekstukken schitterend en geniaal was!Hoe was het toch mogelijk dat mensen dat niet hoorden! Dat moest dan toch aan hun liggen!
Het niet kunnen delen van zijn muzieksmaak met zijn huisgenoten kon hem echter niet eenzamer maken dan dat hij al was.
Wanneer zijn muziek opstond werden schouders én wenkbrouwen opgehaald. Fronsen werden getrokken en er werd geroepen: “zet alsjeblief uit, die herrie, ik word er gek van!

naar eigen waarneming (6)

Oh handicap
In gesprekken waar het er toe deed hoe hij zich presenteerde, zoals sollicitatie- of functioneringsgesprekken, kon Gert onder observerende ogen zijn lichaamstaal niet beheersen. In het begin liep het wel. Het lukte hem ontspannen aan het gesprek te beginnen. Het informele gedeelte ging hem goed af. Later, wanneer het gesprek de zakelijke toon aan begon te nemen sloop het er vaak snel in. Nu werden overdachte antwoorden verwacht, hielpen kwinkslagen niet meer, en een interne onrust manifesteerde zich spoorslags naar buiten. Het kopje koffie dat hij tijdens het gesprek ongelukkigerwijs ter hand had genomen, en wat hij later niet meer doen zou, trilde op het schoteltje alsof hij een parkinson-patient was.
Zijn hoofd kon bij die gesprekken plots even verkrampen en lichte schokjes gaan vertonen. Iets wat hoe dan ook altijd waargenomen werd, maar waar nimmer aan werd gerefereerd.
Het is dus begrijpelijk dat Gert zich bij voornoemde situaties zorgen maakte. Hij leerde dat wanneer hij meende dat hij de controle over zijn spierspanning kon kwijtraken, hij zich moest concentreren en tot rust manen. Dit proces was echter evenzozeer zichtbaar. Zijn gelaatsuitdrukking werd hierbij namelijk afwezig. Absent. Het signaal dat werd ontvangen was: “Hij is er niet bij”


Kende Gert een kunstje, op de momenten dat hij het tonen moest, dan ging het niet. Zijn hersenen weigerden dan demonstratief met het doorgeven van impulsen naar zijn handelen.
Hij deed het dan niet, of niet goed. Hij blunderde, stuntelde, hakkelde. Het werd, nam hij later aan, waarschijnlijk self-forfilling profecy.
Wanneer men hem buiten de weg vroeg naar een bekende straat, wist hij die plots niet meer te liggen. Vroeg men hem in betogen naar voorbeelden, dan kwam hij er op geen enkele. Iets sloeg in hem vast. Overtuigingen kwamen desgevraagd zodoende niet over. Gert werd een pleitbezorger van het tegendeel van wat hij beoogde. Hij kwam en hij viel. Veni Foetsie

Gert had zelfs moeite met zijn handtekening,, wanneer men hem op de vingers keek. Beambten wilden soms de krabbel ter controle vergelijken met de handtekening op zijn pasje

En dan zijn onzekerheid in het (klus) handelen. Geen schroefje wilde bij hem de muur uit; geen plank kon hij vastpakken of er kwam een splinter in zijn vinger. Schilderijtjes kwamen steevast scheef te hangen, en wanneer hij tot schilderen kwam, was dit steevast toevallig met zijn laatstgekochte broek aan, die uiteraard aan het eind van de rit onder de verfvlekken zat. Kleine spijkertjes vielen uit zijn handen op onvindbare plekken. Hij was de man van het boorstaafje dat in de muur bleef zitten toen hij een gaatje wilde maken, en waar uiteindelijk een reproductie van het een of ander aan op is komen te hangen..Provisorische oplossingen, niets dan altijd weer die provisorische oplossingen. Bij het klussen was hij altijd aan het zoeken naar dingen die hij niet kon vinden.
Weet je wat zijn vriendin zei, als hij zichzelf weer eens hardop dood wenste met deze stuitende zelfconfrontatie?
Ze zei dan: “Dat heeft IEDEREEN!!Jij denkt altijd maar dat jij de enige bent bij wie dit overkomt! Maar iedereen heeft dat!”
Gert plakte de banden van zijn fiets, had dan de binnenband bij het geplakte gaatje in een teiltje koud water gehouden en zo gecontroleerd of er geen luchtbelletjes meer tevoorschijn kwamen. Maar dit mocht niet wegnemen dat aan het eind van de rit de band weer, of nog steeds, of nou anders, lek was.

Davincini solo deux

Uit in 'Zerken om Boom'

Ik woon in een dorp dat een stadje worden wil. Maar aan vertier is er nog niet veel te doen. Wat georganiseerd wordt zijn vooral bingo's, rommelmarkten en fietstochten.
Maar nu was er laatst ook een paranormale avond in cafe 'De Slok' en in diezelfde gelegenheid is er van de week een bijeenkomst waar gediscussieerd zal worden over de
stelling "We zijn bijna allemaal o.k! We doen wel eens raar. Op zich is dat ook ok!
Maar niet altijd!"

Ik ga niet. Ik heb al een avondje. Ik ga naar de aula van verpleeghuis 'Tante Louise',een optreden van The Shoes

shakespeare schreef het al

zondag 16 maart 2008

Naar eigen waarneming (5)

Wat autorijden betreft: het heeft wat rijlessen gekost!.Het schakelen zorgde bij hem voor grote problemen. Telkens was hij met de instructeur aan het bakkeleien omdat Gert het idee had dat de rij-leraar zijn voet soms op de rem hield, of ten onrechte ingreep.De instructeur beweerde met grote stelligheid van niet. Daarbij was Gert kwaad op zichzelf. Waarom kon iedereen auto rijden en hij niet?
Gert switschte van rijschool en begon te lessen in wagens met een automatische transmissie. Daarna ging het hem wat beter af, maar onder spanning ging het rijden soms he-le-maal mis. Hij waarschuwde de instructeur nog van tevoren. “Let er op, ik ben een heel gevaarlijke cursist. Bij mij krijg je het idee dat het goed gaat, dat het allemaal loopt, verkeerssituaties goed overzie, en dan opeens gaat het mis”
Die rit maakte hij dit helemaal waar. Na een keurig gereden halfuurtje, waarop niets aan te merken viel, moest de instructeur plots alle zeilen bijzetten teneinde een hevige botsing te voorkomen.
Gert kon zich nauwelijks herinneren wat er gebeurd was. Op de geijkte vraag van de besnorde instructeur:”Wat deed je nou fout?!!!” wíst hij het simpelweg niet meer. Zijn brein had dit stukje gewist – of hij was er even “niet bij geweest”.
Een mankement in de hersenen.
Zijn hersenen werden even uitgeschakeld, zijn denken belemmerd. Geblokkeerd wellicht. Wat anderen noemen een “black-out”

Die “black-out”momenten deden zich vaker voor. Onder spanning kon Gert niet denken, niet functioneren. Het praktijk rij-examen bijvoorbeeld. Een optelsom van ingrepen, werd dit.Na een klein half uurtje kreeg zijn sympathieke Haagse rij-instructeur er door de examinator van langs hoe het in hemelsnaam mogelijk was geweest om iemand als Gert aan te melden voor het examen rijvaardigheid!.
De opluchting dat het voorbij was, was in het begin groter voor Gert dan het feit dat hij (weer!) gezakt was voor het examen.
Onder spanning functioneren, het zat er niet in.

A. Schiele : 'The Lovers'

zaterdag 15 maart 2008

Uit "Tirza"


Hij verlaat de zaak. Een hoek verderop voor het kantoor van South African Airways zegt hij tegen het kind: ‘Je moet de mensen kalmeren. Het is niet altijd even netjes, maar het moet. Een gekalmeerd mens is een gelukkig mens. Ik kan niet tegen verdriet, tegen paniek. Ik wil dat de mensen kalm zijn. Ik heb een hekel aan hysterie. Emoties, dat is de vloek van deze tijd, emoties.’ Hij spreekt het woord uit alsof het een scheldwoord is.’De openbaarheid ervan, de trots erop, het geloof erin,’fluistert hij,’waanzin,waanzin. Het gevoel is een geloof dat overwonnen dient te worden.’

Arnon Grünberg

Fragment uit het boek dat ik heb gelezen

maandag 10 maart 2008

naar eigen waarneming (4)

Principes

Gert kon zich vanaf zijn fiets twee decennia geleden uitlaten over de onverschillige houding van automobilisten ten opzichte van het milieu, en hij zei: “ Je moet geen auto rijden!!. Het hele land wordt geplaveid bla bla bla bla Auto’s veroorzaken dodelijke bla bla de natuur bla bla ga toch fietsen bla bla en zo maar door”
Het meeliften met auto’s zag hij ruim – “als de auto toch rijdt, maakt het niet uit of ik meerijd!”.
Later haalde hij zelf zijn rijbewijs, want nu waren de situaties dermate bla bla dat het openbaar vervoer te kort bla bla, en praktisch kan het nu even bla bla. hier te kort daar te lang. Hij was ongeveer 35. Voor het milieu had hij met vluchten naar Nepal, India en andere Oosterse landen allang zijn kerosineduit in het zakje gedaan- daar kon hij niet meer omheen. Onderweg kennelijk kans gezien zijn principe's overboord te gooien

Marilynn Monroe



Zelf vind ik deze foto een stuk mooier als die met die opwaaiende rol

vrijdag 7 maart 2008

paulette Goddart

Zij speelde met Charles Chaplin in verschillende films. en kon zo mooi meisjesachtig puur bewegen

donderdag 6 maart 2008

naar eigen waarneming (3)

In het begin had hij het als pijnlijk ervaren dat hij niet gehoord werd. Men hoorde hem niet, men zag hem niet. Zijn stem was vaak te ijl en zijn articulatie onvoldoende. ‘Binnensmonds’praatte hij. Mensen verzochten hem regelmatig zijn zin te herhalen. Zijn lengte was cent-ti-me-ters onder gemiddeld. Leeftijdgenoten waren al snel een kop groter.
In hoeverre deze tekortkoming heeft bepaald dat hij nu bekend stond met kwalificaties als rustig, bedachtzaam, kon hij moeilijk met zekerheid achterhalen.
“Gert praat met zijn ogen” placht zijn zwager soms te zeggen, die zich bekommerde om zijn zieleroerselen.
Gert had niet veel op met mensen.Zeker niet met volwassenen. Ze leken van een ander soort, uit ander hout. Raar. Hij observeerde ze. Ving soms hun stemmingen op. Hij verbaasde zich erover dat ze elkaar niet begrepen. Hij vond hun gespreksonderwerpen volstrekt onbelangerijk. Waar mensen zich druk over maken! Dom. Saai!

Gert, wiens wens het was de juiste dingen te kunnen zeggen op het juiste moment; eye-openers te verschaffen, filosofishe denkbeelden aan te dragen, gezien en gehoord te worden, werd niet begrepen.
Als punt onder het uitroepsteken van zijn onzichtbare aanwezigheid bezat hij de handicap zich niet helder uit te drukken.Men begreep hem niet. In de ogen van anderen was hij een zwammer. Iemand naar wie je niet graag luisterde. Gert had bovendien de ongewilde gave dat hij, wanneer hij zich in een gesprek mengde, met één enkele opmering een levendige discussie doden kon. Hij was een converationkiller.
Het vreselijke was dat hij de anderen altijd gelijk moest geven. Op grond van argumenten waarop Gert geen weerwoord vond. Die er maar wel genoeg waren, maar die zich in zijn hersenen in een krabbemantje hadden opgesloten. Het kwam zijn mond niet uit.
Gert had de verkeerde manier van onderwerpen aandragen, boodschappen brengen. Gaf een draai aan de realiteit die niet als 'speelse creativiteit'zoals hij dat zelf zou omschrijven, maar als ‘onwaarachtig' of 'belachelijk’ werd geboekstaaft.
Hij heeft dit nimmer kunnen of willen uitleggen, met een zelfde vanzelfsprekendheid als waarmee de schilder niet zijn schilderijen uit de doeken doet.
Waarmee hij, in tegenstelling tot de schilder die zich in de status van misticus mocht verheugen, louter zijn eigen isolement schiep. Hij voelde zich onbegrepen.
Vrienden redeneerden honderd uit, Gert leerde zijn mond te houden, knikte en stond na korte tijd bekend als rusig, goed luisteraar.
Mensen konden hun verhaal kwijt. Het luisteren naar anderen werd een kunst als geen ander.
Maar soms was het meer een pose. Dan luisterde hij niet naar de gesproken woorden, maar naar gedachten in zijn hoofd.

Jarenlang had hij het traject Breda – Den Haag met wekelijkse regelmaat afgelift. Als dank voor de chauffeur die het lef had gehad voor hem te stoppen en hem mee te nemen had hij het als tegenprestatie op zich genomen het luisterend oor te zijn, of zich voor te doen als het luisterend oor; de gesprekspartner waar nodig. Er waren veel ritten geweest waarbij hij routinieus had geknikt, zonder echt te weten waarover de bestuurder sprak, en waarbij het hem bijna altijd lukte om, bij een vragende blik, toch een passende vraag te stellen.
Hoe pijnlijk was het geweest toen hij zich die ene keer vergiste door op de vraag: “Zou jij dat doen?!” met “Nee”te antwoorden, terwijl het “Ja”had moeten zijn.. Gert had toen de chauffeur in hevige vertwijfeling moeten achterlaten.
Tijdens een autorit had hij ooit een ervaring die hem zijn geloof in zijn eigen ervaringen had doen afnemen.
Op weg uit het Kielegat, zoals Breda in de vastenavondtijd wordt genoemd naar Den Haag, bleef Gert karnavalsmuziek horen. Onwaarschijnlijk was dit.Het hoempapade maar in zijn oren. Was dat nou de autoradio van de liftgever die aan stond? De hele tijd karnavalsmuziek? Voor de zekerheid informeerde hij bij de liftgever. De man begreep hem niet helemaal, maar meende uit de opmerking de vraag te begrijpen of dat de autoradio aan mocht, waaraan hij gevolg gaf. Ger heeft dit zo gelaten, hoewel hij het vervelend vond dat de man hem verkeerd begrepen had. Zo bescheiden was hij, dat hij het brutaal zou hebben gevonden als passagier bij een onbekende meteen te verzoeken of dat de radio aan mocht. Dat doe je niet.
Misschien was er een biologische verklaring voor, dat iemand na dagen van intens karnaval vieren de muziek nog in zijn oren heeft. Maar hij heeft nimmer de moeite genomen om hier achter te komen. Verklaringen zijn ook maar verklaringen.


De eenling was geboren en stevig gesetteld. In contacten met anderen beperkte hij zich in de mondelinge communicatie langzamerhand meer tot praktische zaken. Verder speelde Gert ongemerkt communicatieve spelletjes met mensen. Hij voerde non verbale gesprekken met mensen, en verbijsterde zich over hun lichtgeraaktheid, hun overhaaste oordeelsvorming, hun opwinding. Hun invulling over andermans zieleroerselen: Een openingszin als “Je zult wel denken, dat ik….” werd nimmer gecheckt, maar er werd wel vervolgens een heel betoog gehouden. Sommigen vonden dat ze een waardevol gesprek met hem hadden gevoerd, terwijl hij nauwelijks zijn mond open had gedaan.
Was er eens iemand die hem vroeg naar zijn mening dan zei Gert maar wat. Hij bevestigde vaak het gelijk van de voorgaande spreker. Zoals de wind blies, zo woei zijn jasje. Meningen waren immers belachelijk overschatte dingen, nauwlijks belangerijk.

Principes bestonden wel, maar ook maar voor zolang als ze bestonden.

En dan die kloof tussen woorden en daden.

Gert, die wist dat hij niet meer was dan dat, zag met helicopter-view het hele onvermogen van de mensheid. Voelde zich dof en moedeloos wanneer anderen dit onvermogen veroordeelden als hypocrisie, of lapswanzerij. Hij zag te vaak de balk in de ogen van de aanvaller. Zijn vader sprak over ‘woordterreur’ wat hij een terechte kwalificatie vond. Mensen struikelen graag over een woord van de ander, en lijken de strekking van een betoog niet altijd te willen horen.

woensdag 5 maart 2008

dinsdag 4 maart 2008

not long now

vakantie, hoe was dat ook alweer?

Tot dusver allemaal net niet. Nou, net niet?

Helemaal niet!

Waarom kon je immers met zijn mobiel opeens niet s.m.s.en? Waarom kon je met zijn wereldontvanger Nederland niet ontvangen? Waarom deed de airconditioning het opeens niet van zijn auto?
Tientalen dingen kon hij opnoemen.
De strandbal liep leeg, er vielen schroeven uit de Crespo-campingstoelen. Zijn campingtafeltje moest met elastieken bij elkaar gehouden worden, omdat het anders in alkaar zou zijgen. Het handvatje van het te kleine caravankoelkastje bungelde er los bij, het klapdeurtje van de sleurhut woei voortdurend dicht en moest met hulpgrepen opengehouden worden.

En vandaag?
Waarom stond hij vanmorgen in het scheerhok zonder scheerschuim? Waarom vroeg hij aan veel te jonge mensen of ze al gepensioneerd waren? Waarom had hij zijn kinderen laten verbranden in de zon?

Sommige dingen hebben te maken met laksheid of slordigheid, hij kon niet anders dan dit ronduit toegeven. Gert had gewoonweg onvoldoende geduld de tijd te nemen voor wat hij zag als klein grutwerk. Andere dingen hadden eerder te maken met onhandigheid of onvoldoende vooruitdenken. Hij was zich hiervan bewust, en ergerde zich er continue aan. Gert zuchte diep van binnen: het viel niet mee te moeten leven met zichzelf. En zichzelf veranderen? Hmmmmmmmoeilijk.
En de derde catagorie in de serie: ‘ Oorzaken van kleine en grote ongemakken van het leven’zat hem in domme pech.

Vandaag moest de voorlamp van zijn Opel Zafira vervangen worden. Het “check-system”in de auto had een disfunctie gesignaleerd: “check dimlicht achter”stond op het display te lezen.. Maar de achterlichten bleken naar behoren te functioneren. Misschien is het check-system niet in orde? Een check-system dat valse informatie gaf was niet goed voor het gevoel van de onbezorgde vakantie, die ze nu juist zo graag wilden hebben.

In het Zuidoosten van Frankrijk - hadden ze van tevoren slim bekeken - kun je van twee walletjes eten. Want vanuit één camping aldaar kon je voor zon en zandbehoeftigen naar de Middelandse Zee, en voor de bergliefhebbers waren er De Pyreneeen, waarin je prachtige wandelingen kunt maken.Het was zelfs vanuit de camping te doen om in één dag de Cannigou te beklimmen. Een anderhalfuur durende autorit, en dan een fikse wandeling.
Wat een uitzicht zou je dan hebben vanaf die circa 3200 meter hoge berg. Mits het bewolkt was, natuurlijk.

Het is bewolkt in de bergen.

De kinderen kijken hem lelijk aan bij het woordje ‘strand’. Maar hij laat zich er niet door van de wijs brengen. Ze zaten per slot van rekening niet elke dag aan de Mediterrannee zo blauw zo blauw. Ze zouden vandaag dicht bij het water doorbrengen. Geen gezeur.
Hij bedacht dat hij aan de kust in een winkeltje meteen een scheermes zou kopen. Vanmorgen kwam hij er met zijn ingezeepte hoofd achter dat dit in zijn toilettas ontbrak. Puberzoon had het gepakt, en, naar later bleek, het ergens in de toiletgelegenheid laten liggen.
Naschrift: Nog later bleek, dat het waarschijnlijker is dat hij het de vorige keer zelf in een washok heeft llaten liggen.

De weerberichten over deze regio bejubelen de strakblauwe luchten en de temperaturen boven de 26 graden celcius. Maar hij zag veel wolkenpartijen en ervoer een fris windje.

Te observeren viel er op de camping genoeg. “Le Romarin” was bij hun aankomst nog een heerlijk rustige camping. Langzamerhand was het er echter drukker geworden, en inmiddels zag hij zich er tot zijn grote ergernis opgepakt zitten tussen auto’s en tenten. De camping was kamp geworden. Vluchtelingen uit het dagelijks bestaan dromden opeen, en hij was één van hen.Vijf meter naar links zat familie A. met hun 3 kindertjes. Vijf meter naar rechts, achter hun campingtafeltje gezeten, familie B, met hun zoontje. En wanneer hij in de richting keek van Pa B. kreeg hij onmiddellijk een verwachtingsvolle blik te zien. Pa B. glimlachte dan met licht geopende mond, waarbij zijn lippen over zijn tanden (of tandvlees?) gevouwen waren. ’t Zag er tamelijk sullig uit en Gert wist dan ook niet hoe snel hij zijn blik moest laten afglijden naar de omgeving. Wat wilde die man van hem? Gert keek naar zijn jongste zoontje, 8 jaren jong, die zichzelf als een balletje had opgerold op een campingstoel, en zijn blik strak gericht hield op het display van zijn gameboy-advance SP. Gert zag hoe de kleine vingertjes de knopjes op het kastje herhaaldelijk en heel vaak achter elkaar indrukten. Dat die knopjes nog niet allang lam zijn. ‘t Zal toch goed spul zijn, dat het mechanisme dit voortdurende gedruk verdraagt.
Verder gleed zijn blik: de groene volkswagen van fam. B 14VJJV, een koepeltentje van fam. A op nog geen drie meter van zijn zitplaats vandaan, en familie C uit G.B. Zij hadden hun tent tegenover zijn ‘huisje op wielen’. Zij stonden op het punt met mountainbikes en gestroomlijnde helmen op het hoofd, zich al fietsende helden te wanen in de uitlopers van de Pyreneeen.

’s Avonds verdrijft een blauwe barbequewalm de geur van rozemarijn.

Onder de kurkeiken staat hun auto steeds minder toonbaar te wezen. Een plakkerige substantie verdoft de Zafira. Niet prettig wanneer dat zo in het oog springt. De portierramen houdt Gert wel bij. Voor ze een tochtje gaan maken krijgen de ruiten een wasbeurt. Het kleverige spul laat zich gelukkig goed verwijderen, het is geen hars. Maar behalve de Opel zit natuurlijk alles er onder. De stoelen zijn plakkerig. De tent en de caravan zijn kleverige onderkomens geworden. Voor iemand die thuis gewend is de stoelen te schikken en de vloer te vegen voorwaar geen pretje.

“Ben je weer aan het miepen?”zei z’n vrouw tegen hem, toen ze hem voor de zoveelste maal betrapte op het vegen van de sleurhut.

’s Morgens ziet Gert verschillende kampeerliefhebbers met hun meest neutrale gezicht met hun strontdoos, die door slimme vormgevers als een soort golfkarretje door het leven gaat, naar het toiletgebouw struinen. Voor hem zijn die dingen hoe dan ook doorzichtig. Hij ziet al die geelbruine viezigheid misselijkmakend klotsen. En die voorbijgangers, die daar zo argeloos mogelijk passeren, zijn niet zo argeloos. Zij weten dat hij dit kan zien. Ze zien dat aan hem. Hij vindt het storend als hij zijn stokbrood aan het snijden is, en er hobbelt weer iemand met zijn uitwerpselen voorbij. Dat gaat dan iets gehaast, met een korte knikje. Op naar het blok sanitaire voorzieningen. Daar legen ze de doos (de “porti-potti” heeft een fabrikant ooit lacherig geopperd)vlak bij de chillplek van de Nederlandse jeugd in de WC Chemique.
De chillers deert het kennelijk niet, een walmpje meer of minder.


Een andere camping: “Saint Lambert”in Millau. Het water van de Durbie glijdt voorbij. Je kunt er zwemmen en afkoeling vinden in het koude water.

15/7
Treffender had ze het niet uit kunnen drukken: “Maar als je het wilt maken, waarom kom je er dan aan?!”Bijterig klonk het; een bijterige waarheid. Daar stond hij dan, voorovergebogen onder de motorkap. Eerst deed 1 lampje het nog, nu geen 1 meer?! Hoe verwijder je trouwens zo’n kapotte koplamp? Het instructieboekje van de Opel Zafira bood geen oplossing, en zo probeerde Gert maar wat. Draaien? Zit er ergens een beveiligingsknopje? Moet je ergens wat indrukken, of gewoon hard trekken? Waarom wilde hij de dingen waarvan hij van tevoren wist dat ze hem niet lukken zouden? Misschien omdat hij zijn onhandigheid nog niet volledig had geaccepteerd? Was dat het? Beschouwde hij stiekem zijn onvermogens als gemene virussen die op een dag zouden verdwijnen? Kon hij zich er dan niet bij neerleggen, dat hij de rest van zijn leven gewoon maar beter van de dingen af kon blijven?
Daar leek het wel op.

Aan de overkant van de rivier die voor hun caravan langs stroomde werden nog al eens fossielen gevonden. En mineralen.
8 jarige Goan had het er in Bergen op Zoom al over gehad. En Gert had toen al geweten dat de teleurstelling onvermijdelijk was- dat hij niets zou vinden.
Anderen op de camping toonden gevonden schatten, maar dit plezier zou niet voor hen weggelegd zijn. Desontdanks stak hij met Goan de rivier over, gewapend met hamer en bijtel. Een uur lang zijn ze ook wel bezig geweest met kleilagen lospellen en stenen proberen los te krijgen. Maar er ligt nog geen ‘schat’in Goan's tentje. Er was enkel een frustratie bij. Gert bleef hier uiterlijk rustig onder. De tranen zaten van binnen.
“Zo werkt self-forfilling-profecy!!”
Ja ja. Het zal wel! Lariekoek!

Quatorze Julliet. De nationale feestdag in Frankrijk!
Vorig jaar waren ze bij dat fantastische vuurwerk boven Carcassonne.
Ingrid had nog geïnformeerd. Ja. In Millau zou ook vuurwerk zijn! Om onz’heur, 11 uur ’s avonds.
De kinderen werden wakker gehouden, en, bij wijze van verassing, nog ruim voor half 11 in de auto geroepen.
“Jippie! We gaan naar het vuurwerk!” In de verte klonken knallen. 'Nou al?'
Dichter bij het centrum bleek dat het spektakel inderdaad al begonnen was. Lichtkleurenpracht in de lucht. Gert manouvreerde de auto naar een punt waarvandaan het vuurwerk goed te zien zou zijn, en het lukte hem er uiteindelijk te parkeren. Om tien over half 11 stonden ze zich te vergapen aan wat later bleek het slotakkoord van het spektakel. Het vuurwerk was afgelopen. Het was al om 10 uur begonnen.


Hoewel de radio/CD-speler die ze van huis hadden meegenomen niet altijd CDs wilde afspelen hadden ze toch deze geluidsdragers bij, de familie.
Het mapje, met daar in tal van samengestelde CDs, met hun favoriete nummers die ze dan op vacantie en in de auto zouden kunnen draaien, had hij laatst op de Opel laten liggen, toen hij van Breda naar de Grevelingen reed. Een CD of 30. Nooit meer gevonden.
Gert begon zorgwekkend veel te verliezen. Het afgelopen jaar o.a. zijn verrekijker, een kleingeldhouder, een digitaal fototoestel, een scheermes en een tandenborstel (kwam hij vanmorgen achter)
Er zaten 70 plussers voor minder in het verpleeghuis.

Met plezier zat Gert achter het stuur van de auto. De auto was een automaat. Dat was maar het best.

Vanmiddag was de familie aan het kanoën geslagen. Men had Gert in een zijrivier van de Tarn aan het werk kunnen zien. Men had hem moeite zien doen om de verloren peddel van zijn zoon uit het water te halen. Ook had men hem gade kunnen slaan hoe hij handelde toen hij vastliep op een ondiepe bodem. Fier had men hem dan uit de kano zien springen om het vaartuig weer van de steenachtige bodem vlot te trekken.
Al met al was het Gert meegevallen; hij hoefde minder uit de boot in het water te springen als hij had gevreesd, en hij werd niet uitgelachen door zijn kinderen zoals verleden jaar.
Het leven kan mooi zijn.

Amber hield een agendaatje bij: “Nog maar zes nachtjes slapen en DAN…NAAR HUIS!!”Naar de computer, de TV, naar Schnabbl de dwerghamster, haar eigen bedje.
Al het vertrouwde goed.

Jiri mist leeftijdsgenoten. Hij banjert om de haverklap de camping rond op zoek naar Duch Chillers. Want chillen, zomaar lekker wat hangen en slap ouwehoeren en lol maken, is het mooiste wat er is.
Op deze camping vindt hij het nog niet. En stiekem telt ook híj de dagen af.

De caravan wordt bevolkt door insecten, in hoofdzaak vliegen. Het is niet erg, maar wel een beetje vies – zeker als je gaat eten. En de kinderen vinden het een crime.

Vandaag kon de wind stormachtig aanwakkeren. Takken woeien uit de bomen, campingstoelen woeien om.

“Wil je óók koffie?”
Een retorische vraag. Hoewel? ’s Morgens om half 8? Terwijl ze uit kon slapen?
-“Lekker” klonk het vanonder het dekbed, half vanuit haar slaap. Ingrid dronk koffie met melk. Geen echte koffiemelk, maar gewone. Melk kloppen en opkoken hoefde niet per sé. Gewoon koude melk in de mok, een smal laagje- en klaar is kees!
Ok! De mokken waren op. Zaten in de afwaskrat buiten bemint te worden door tientallen vliegen.
Theekoppen waren ook goed. Kamperen is niet moeilijk doen. Toen Gert de melk uit de koelkast pakte rook hij het meteen: de melk was bedorven, zuur. Bah..
Waar laat je een restant melk op een camping? Je gooit het door een afvoerputje. Op deze camping een meter of 55 weg. Ach, met de afwas loop je helemaal naar het sanitaire blok, dus..
Een nieuw pak melk stond in de auto, in de voorraadbox. Toen Gert de kofferbak opende en er een tas met boeken op de grond viel, herinnerde hij plotseling dat hij de voorrraadbox juist de avond tevoren onder de caravan had gezet.
Met de schaar knipte hij een puntje van het melkpak af en behoedzaam schonk hij de melk in de gereedstaande theekop om meteen te zien dat er zo’n tiental kleine vliegjelijkjes in de melk dreven. Theekopje was niet schoon geweest. Hij moest eerst eens wat kopjes afspoelen.
Bij de sanitaire voorzieningen aangekomen met een stuk of 7 opgetaste kunststof mokken plaatste hij de bovenste onder de kraan. Geen draaikraan, maar een drukknop-kraan. Krachtig diende deze ingedrukt te worden, zodat het water zich uit de leiding kon bevrijden. Het water bevrijdde zich inderdaad. Met een kracht alsof de hele Durbie in een keer door de waterleiding geperst moest worden explodeerde het uit de kraan en spatte het water uit het onschuldig geplaatste mokje omhoog, zodat Gert’s vanmorgen schoon aangetrokken outfit van onder tot boven doorwekt was met een mengsel van water en koffieresten. Ook zijn kruis zat onder.
Terugwandelend naar de door vliegen geteisterde sleurhut zag hij de blikken van medekampgenoten. Verholen geamuseerd,
Wat wás dat toch ook met die sanitaire voorzieningen hier! Gisteravond wilde hij een warme douche nemen, maar kon er niet onder gaan staan omdat hij dan de kans liep brandwonden op te lopen onder een gloeiendhete straal. En hij was ook al genoodzaakt geweest (door schande wijs), om na zijn behoefte te doen op de Franse WC eerst de deur te openen, en dan van buiten, vooroverleunend het knopje “doortrekken”in te drukken. Trok je door nog met de deur van het toilet gesloten, dan stond je met je zomerse sandalen in het spoelwater.

De koffiemokken werden afgedroogd, en opnieuw werd het pak melk gepakt. Uit de koelkast, want daar had Gert hem gezet. Bij het pakken van het pak melk drukte hij het misschien te hard in – dat zou kunnen. In ieder geval gulpte er een plas witte démi-ecrimé de verpakking uit de koelkast in. Dat zou gaan plakken en stinken, en moest dus even met een vaatdoekje verwijderd worden. Een nat vaatdoekje liefst.

En Ingrid kreeg haar koffie – met melk.
Het stond er na een half uurtje nog. Onaangeroerd, koud. Ze was weer in slaap gevallen.

Leuke dingen om naar te kijken als je toch geen TV bij je hebt:
Twee Duitse meiden met smetvrees en witte onderbenen die hun fietsen in gereedheid brengen voor de volgende etappe van hun fietsvacantie.

Een paar dagen later waren ze opeens weer thuis, aan het werk. Ze vertelden over hun zoontjes. De jongste die zoveel opzien had gebaard door met Pétanque een gerenomeerd volwassen team goed tegenspel te bieden.En die andere zoon, die de blits had gemaakt met “Jumpen”een dansstijl die hij goed beheerste en voor de ogen van tientallen enthousiastelingen kon demonstreren.
Ze vertelden over Millau, en over de ligging van het stadje –dat gigantische viaduct daar, het stadje zelf. Ze pochten over hoe goed hen het afging: rijden met de caravan! Ze vertelden over het museum Dalí, De prachtige kustweg daar naar toe. Het buitenleven op een camping en hoe heerlijk dat was. De temperatuur en hoe ze het daarmee hadden getroffen. De rivier waar ze verkoeling in hadden kunnen vinden, de verjaardag van Ingrid die ze heerlijk kanoënd hadden doorgebracht. Het was een mooie vakantie! Ach, een beetje cryptogrammen, wat lezen, wat bijslapen, een ritje, een duikje, goed eten, wat wil je meer. Ze konden niet wachten tot volgend jaar. De batterij is weer opgeladen. Ze kunnen er weer lekker tegenaan…

zondag 2 maart 2008

na dagen...

Posted by Picasa


Met het laatste beetje water, eindelijk, na dagen van dwalen en zoeken,kwamen we bij de bewoonde wereld

zaterdag 1 maart 2008

Being Loesje

HOU VAN KOU

EN VERWARM DE WINTER



Davincini (Louche)