Ik
ken een man. Hij zit thuis op een stoel. Hij kijkt uit het raam. Of
hij kijkt naar tv. Vanuit zijn positie overziet hij de gehele
woonkamer. Mijn vader. Hij is 88, en al jaren slecht ter been
Op
het salontafeltje met het kleedje ligt een setje glazen onderzetters,
een boek en een beker met daarin schrijfgerei. Het boek ligt keurig
op zijn plaats. De bladzijden zijn hagelwit. Het is ongelezen.
Er
hangt een staartklok aan de muur. Hij tikt.
30
jaar geleden was de spanning bij het Productschap voor Vis waar hij
werkzaam was voor hem dermate hoog geworden, dat hij het niet langer
kon opbrengen daarin te functioneren. Het werken onder een kersverse
chef, een jongere bovendien, vormde daarin een belangrijke factor.
Deze man was in mijn vaders ogen arrogant en incapabel voor zijn
functie. Het was er zo een die wilde reorganiseren wat goed liep.
We
kennen er allemaal wel zo een. Zo’n ambitieuze die vindt dat alles
anders moet, dat er een bezem gehaald moet worden door alles wat
eerder is opgebouwd. En met welk resultaat?
De
stress heeft mijn vader genekt, en hij is op de stoel beland, bij
het raam. Aanvankelijk een raam op de 11e verdieping van
een flat in de residentie. Het was een stoel waar hij nog wel eens
uit opstond. Immers, buiten het plezier van TV en radio, bood
Den Haag veel vertier. Het Binnenhof, het Lange Voorhout. Het
strand…Zijn vrouw en hij genoten van de zee. Kijkduin,
Scheveningen. Ze pikten er een terrasje, smikkelden er poffertjes,en
hapten er een haring. De afkoopregeling van het Productschap gaf hem
meer dan ruime armslag
Er
was ook aanloop. De van Diepens, de Molletjes, de Lievenstrootjes,
de van Vlietjes. Met die laatsten zijn er nog een aantal busreisjes
ondernomen. Oostenrijk, Noorwegen, Italië.
En
ook was daar de familie. Met name Cor , Alie en Jan. Ze waren bij
regelmaat over de vloer.
En
de kinderen. Maar die vertrokken gaandeweg. Allen vreemd genoeg, naar
Brabant. Breda.
Het
waren gelukkige jaren in Den Haag. Achteraf zullen ze dat zeker
kunnen beamen. Het waren ook de jaren dat ze ervoor kozen om in de
winterperiode een maandje in Benidorm door te brengen. En dat was
vooral voor hem een feestje.
De
jaren verstreken. Hij moet tegen de 74 jaar zijn geweest toen de
bezwaren rondom het gaan naar Benidorm groter werden dan het plezier
ervan. Ook andere reisjes werden niet meer ondernomen. En met het oog
op de oude dag besloten ze hun kroost achterna te gaan en zich in
Breda te gaan vestigen. Het is goed te weten dat je de kinderen in
de buurt hebt als je wat gaan mankeren, of zoals hij het zelf
uitdrukte:’..als je een puistje op je kont krijgt’ .Het woord
‘kont’ deed hem dan altijd even guitig de kamer doorkijken, in de
verwachting dat iemand heimelijk mee zat te lachen. Maar dit kwam
steeds minder voor.
De gedachte bij de kinderen in de buurt te zijn als ze wat zouden
gaan mankeren en hulp nodig zouden hebben gaf hen rust.. De van
Diepens, een Molletje, de Lievenstrootjes,de van Vlietjes, Cor en
Jan, zij waren inmiddels begraven of gecremeerd.
De
stoel kwam nu op 10 hoog te staan. Inmiddels een mechanische
relaxstoel.
Aanvankelijk
ontdekten ze hun nieuwe woonplaats; waar kun je lekker eten? Hoe was
Breda als stad?
Maar
het was geen Den Haag, Scheveningen, Kijkduin. Hun nieuwe woonplaats
had het niet helemaal. Hun huis als woning op 10 hoog wel, dat was
OK.
Er
op uit gaan, daar kwam steeds minder van. Het werd ook meer en meer
iets waar ze eerder tegenop gingen zien
Het
tellen der jaren kon beginnen. Dan ben je 75, en dan 76, en dan 77,
en dan 78, en dan 79, en dan 80. Hij was er trots op 80 jaar te zijn
geworden. Hield zichzelf op de been met behoorlijk wat vieux in die
periode. Op feestjes van de kinderen kreeg hij een naam. Men
verbaasde zich over de hoeveelheid borrels die hij er doorheen kon
jagen.
81,
82, Aanloop hadden ze niet veel meer, maar ze hadden elkaar. 83, 84
het werden oude mensen, die ook door doofheid geplaagd werden en een
dagtaak kregen aan het elkander verstaan. Het volume van de TV
moest zo hard dat de onderburen gingen klagen. Koptelefoons werden
daarop door hem aangeschaft, zo waren ze de mensen onder zich niet
tot last. Telefonisch waren ze dan moeilijk te bereiken. De kinderen
belden dan vertwijfeld naar elkaar. Zou alles nog goed zijn?
Voor
mijn ouders zou een oplossing voorhanden zijn geweest: een mobieltje
aanschaffen . Op trilstand zetten en bij zich bewaren. Maar de
handigheid en motoriek om met deze moderne communicatiemiddelen om te
gaan, zelfs al was deze aangepast voor senioren, was hun, zacht
gezegd, niet aangeboren.
Omgang
met een draadloze telefoon, dat ging nog wel.
Vanuit de stoel wilde hij wel van alles. Een computer, een laptop,
een tablet. En dat schafte hij zich dan ook aan, want mooi vond hij
het wel. Maar het waren bronnen van ellende. Want er echt mee werken,
dat gaf problemen. Keer op keer heeft hij het gepresteerd om
computers vast te laten lopen. Computerrmannetjes vulden hun zakken
wanneer hij ze weer gebeld had. En ..dan moest er maar een andere
computer aangeschaft worden…en daarna nog 1. De onoverzichtelijke
chaos op zijn digitale bureaublad stond in een uiterst contrast met
het tafeltje bij zijn stoel en de inrichting van de kamer, waarin
elke verandering acuut werd opgemerkt. ‘Mien, dat fotolijstje..!
dat moet je draaien..DRAAIEN!’
-Huh?
‘DRAAIEN!
DAT FOTOLIJSTJE!’
-Draaien??..ik
weet even niet wat je bedoeld hoor…
‘DRAAI DAT FOTOLIJSTJE ES EEN BEETJE DEZE KANT OP’
Wanneer
wij kinderen op bezoek kwamen, waren wij vaak getuige van dit type
conversaties. Mijn moeder had heel lang, vond ze zelf, geen
gehoorapparaat nodig. En toen ze er na lange leste wel een aanschafte
heeft ze zich nooit de handigheid eigen gemaakt om hem in te doen.
Dan was ze een half uur bezig en het lukte haar niet.
Na
instructie…..ook niet….herhaalde instructie?....nee, het ging
niet lukken. En als mijn vader hielp?...nee..(en de neiging is groot
om hier te schrijven: Dan al helemaaaaal niet)
Mijn
vader deed zijn gehoorapparaat in als er bezoek kwam. Wanneer hij
alleen met mijn moeder was, had hij het kennelijk niet nodig.
De
verhouding tussen mijn ouders laat zich het gemakkelijkst als volgt
typeren:
Hij:
‘Mien het is acht uur, wat betekent dat?’
En
zij snelt snel naar de keuken om koffie te zetten.
De
relatie is een machtsverhouding. De een vraagt, de ander draait.
En
draait de ander niet…dan kan er dagenlang een stilte vallen in
huis. Hij zal geen woord meer spreken. Totdat zij breekt, en zorgt
dat in de naam van de lieve vrede de verhouding weer hersteld wordt.
Mijn
vader is geen slechte man. Wel narcistisch, als een kleuter. Mijn
vader, zeiden wij wel eens, had geen vrouw en kinderen, hij had
personeel.
85,86.
En hij kan het maar niet uitstaan dat zijn vrouw qua leeftijd er toch
met de eer vandoor gaat, want zij is drie jaar ouder.
Clubjes,
verenigingen, iets cultureels doen, hobby’s, in de laatste decennia
is er niets van terechtgekomen. Enige inzet voor enig
maatschappelijke organisatie. Buiten de arbeidsjaren om. Is dat er
niet geweest.
Er
was vooral TV, muziek, het uitzicht door het raam naar buiten, het
huis en de dingen in het huis, zoals dat voor zoveel ouderen geldt.
En
natuurlijk, het balkonnetje
‘Hoe
is het?’vroeg ik laatst
-‘…ach..wachten
op Godot..’
En
ook mijn moeder, altijd blakend van positivisme en relativiteit liet
zich laatst een keer ontvallen dat ze ‘er niks meer an’ vond.
Een periode waarin pijnlijke ledematen zich behoorlijk deden gelden
was dat. Handen, schouders, heupen, knieën. Het is allemaal wat als
je ouder wordt. Al die onderdelen van je lijf waarvan je je niet
bewust bent totdat het niet meer goed kan functioneren.
‘Maar…we
mogen niet klagen’ Een regelmatig terugkerend zinnetje
En
gelukkig ging het ze vooral goed!
87,
88. De jaren gaan voorbij. Inmiddels 65 jaar getrouwd.
Geïnteresseerd , nog altijd, in het nieuws. Weten wat er speelt. En
warempel, enige handigheid in de omgang met zijn tablet. Bankzaken,
mail..hij kon er gebruik van maken
Dan
eind maart 2013 een beroerte.
Een
beroerte waar hij goed uit kwam, behalve dan dat zijn rechter
mondhoek daarna licht afhing, en meer verontrustend: hij vertelde dat
hij ‘niet meer zichzelf’ was, maar ‘een ander’. Iets in zijn
manier van denken, Zijn ‘zijn’ was aangetast. Ons viel dat niet
op. Wel dat hij bij vlagen even helemaal de weg kwijt kon zijn. Dan
liet zijn geheugen het even afweten. Maar dan een volgende dag
verbaasde hij ons met zijn alertheid en tegenwoordigheid van geest.
Begin
juni 2013 belande mijn moeder na een hartinfarct in het ziekenhuis.
Toen zij daar na een dotterbehandeling zes dagen later weer uitkwam,
is zij onder regie van de kinderen gegaan naar een zorghotel in
Breda. Merlinde.
Naar
huis gaan was niet echt een optie. Ze woonden 8 hoog, en in het
flatgebouw zou enkele weken wegens vervanging van de liftconstructie
de lift niet te gebruiken zijn. Het geboden alternatief was dat van
de lift aan de andere kant va het gebouw gebruik gemaakt zou kunnen
worden. Daartoe moest men dan wel eerst over het balkon naar de
woning van de buren lopen en dan door hun balkondeur naar binnen, en
dan door hun woning en hun voordeur op weg naar de andere lift. Dat
was allemaal niets voor mijn ouders. Pa kon ook in Merlinde terecht.
Praktisch
was dat het beste en gaf het voor alle partijen de meeste rust. Dit
gold zeker voor hunzelf.
Het
was domme pech dat ma na twee keer vallen weer in het ziekenhuis
belandde. Met onder andere een zeer pijnlijke nek. Ach, 91, en dan al
die sores en pijn, was het maar anders.
Dat
was allemaal in 2013.
Het
was duidelijk dat pa en ma verzorging nodig hadden. Gelukkig werd er
een fijne woongelegenheid voor hun gevonden. Vlak bij waar ze al
woonden konden ze terecht in een aanleunwoning, waar ze hulp konden
krijgen bij hun a.d.l. En de verzorging was goed.
Moeder
herstelde, en ze vonden er een nieuw huis. Bij elkaar. Pa en ma. Maar
zelfstandig er op uit gaan, naar buiten, was er nog niet bij. Het
gevolg is dan wel dat je dicht op elkaars lip zit, en dat heeft zo
zijn vervelende kanten. Er wordt erg op elkaar gelet, en de één
bepaald wat de ander moet gaan doen, of niet moet gaan doen.
Duidelijker: Pa bepaald wat ma wel en niet moet doen.
Sta
op! Ga zitten. Blijf zitten!
En
ma raakte in de versukkeling…ze kon niet meer eten zonder moeite,
en dan knoeide ze wel eens wat.
“Niet
KNOEIEN! MIEN JE KNOEIT!!!!”
Wie
moest de hulp geven die mijn moeder nodig had bij het eten? Als pa
haar boterham had gesneden had hij het wel weer gehad. Dat hij dit
deed vond hij een prestatie van formaat die hij meerdere keren delen
moest met zijn kinderen. “Ik heb haar boterham gesneden. In van die
kleine stukjes hoor. Hoor je?...HOOR JE??”
Het
ging allemaal ten koste van zijn eigen maaltijd. Hoe moest hij nu
soep eten als hij ma ook soep moest geven? Dan werd zijn soep koud!!
Pa kon het niet langer meer aan.
Alternatieven
moesten gezocht worden:
Soms
kwam van 38 kilometer verderop hulp om ma eten te geven.
Pa
kon het er in het bijzijn van ma over hebben hoe belastend de
situatie voor hem was. Hij had het zwaar. Hij was allemaal veel te
veel voor hem. Terwijl er op dat moment maar 1 iemand werkelijk leed,
en dat was mijn moeder. Pijn, jeuk, ontlastingsproblemen,
mobiliteitsproblemen. Ma had teveel zorg nodig om in haar woning te
kunnen blijven.
Moeder
in het ziekenhuis, in het revalidatiecentrum, op de
verpleeginrichting….pa werd verlost van de last die ma voor hem
was. Het gaf hem lucht. De belasting voor hem werd nu gereduceerd.
Deze bestond nu nog alleen uit het op bezoek gaan bij mijn moeder,
die twee kilometer verderop in de verpleeginrichting zat. Een
belasting die hij toch zeker niet dagelijks wenste te dragen. Drie
keer in de week was toch wel het maximale wat hij, man die zich
zonder hulpmiddelen kon redden, aankon. Psychisch was het een
aanslag op zijn welzijn. De zorgende vrouw die mijn moeder was, zo
hulpeloos te zien was geen prettige aanblik. Steeds minder werden
haar mogelijkheden. Ze was af en toe verward, praatte soms nauwelijks
verstaanbaar, ze kon stokdoof zijn, ze had schilfertjes op haar huid.
Ze kon haar handen niet meer bewegen. Wanneer ze in de rolstoel zat
met het kunststof tafelblad aangeschoven had ze haar als ballonnen
opgezwollen handen voor zich op een kussen liggen. Ze werd met een
passieve tillift het bed in- en uit gehesen.
Hoe
moeilijk is het om dat te zien?!
Hoewel
hij vaker te horen kreeg hoe belangrijk het was dat hij op bezoek
kwam, sloeg hij toch graag een bezoekje over, en zeker wanneer het
zou betekenen dat hij met de deeltaxi naar mijn moeder gebracht zou
moeten worden. Want die deeltaxi….hopeloos soms. Hoe lang je moest
wachten.
Wanneer
de mogelijkheid zich voordeed nam een van ons onze moeder mee naar
buiten. Wandelen langs de winkels, door het park. Frietje halen,
ijsje eten. En soms ook op bezoek bij mijn vader.
Hoewel
mijn moeder al snel doorhad dat wanneer ze dat deed het er toe zou
leiden dat pa dan de volgende dag niet op bezoek zou komen, omdat hij
haar dan al gezien had. Ze liet zich ontvallen zich soms een
onbestorven weduwe te vinden, omdat pa in haar ogen te weinig
langskwam. Ze koos er voor om dan maar niet bij hem langs te gaan.
De
laatste keer dat ze bij hem op bezoek kwam liet hij haar blij zijn
slaapkamer zien. Wat een ruimte hij nu had nu haar bed er niet meer
stond!
Dus
met hem ging het steeds beter. Kreeg voldoende leefruimte in huis nu
spulletjes voor en van mijn moeder gaandeweg het huis verlieten. In
zijn aanleunwoning kwam regelmatig een verzorgende om de hoek kijken
hoe het met hem ging, en ter controle of hij zijn medicatie ingenomen
had. Voor de boodschappen, de koffie, zijn maaltijden en zijn
huishouden, werd gezorgd
De
67e Kerst samen hebben ze niet kunnen halen. Mijn moeder
overleed twee weken daarvoor. Een leven lang vrijwillig geleefd in
dienst van vader, zoals veel vrouwen van haar generatie.
Wanneer
je mijn moeder zou vragen of ze een goed leven had gehad, zou ze
knikken. Ze zou zeggen dat ze een prima leven heeft gehad.
Wij
kinderen groeien op met andere normen . Jezelf ontplooien. Voor
jezelf opkomen. Evenwicht in een relatie.
Dat
had mijn moeder allemaal niet nodig….ze had het toch goed…
En
dat wist hij ook: ma heeft een goed leven gehad. Het heeft haar aan
niets ontbroken.
De
afscheidsdienst is gehouden, de dankkaartjes zijn verstuurd. Moeder
is niet meer. Vader maakt er nog wat van. Het liefst met zoveel
mogelijk vrolijkheid om hem heen.
Hij
is altijd in voor een grapje. Dat maakt hem voor de omgeving een
geliefd man