Ik was wel eerder in Nederlandse steden
die niet veel te bieden hadden. Die je zielloos zou kunnen noemen. Drachten bijvoorbeeld
scoorde bij mij hoog op die schaal. Daar moet je niet willen zijn, en niet
willen wonen.
Maar nooit eerder was ik in een stad die
me zo deprimeerde. Nooit eerder was ik in een stad zo zonder enige bezieling als
Eindhoven. Eindhoven is een stad die gevormd lijkt door kille architecten en
berekenaars, met slechts kapitaal in het hoofd. Een stad met immens grote en
overdekte winkelcentra met roltrappen die steevast leiden naar nog een volgende
verdieping van misselijkmakende gladde etalages vol met hebbedingetjes voor
graaiers. Buiten was het ook glas en strak en stond een oude katholieke kerk als
een op het kruis genagelde Jezus te treuren.’ Jij moet dood’, leken de gladde
structuren om hem heen te roepen. En dan was
het nog grijs ook, en koud.
Iets frivools, authentieks of warms is
er in de stad niet te vinden. Hier wonen de mannen van Anton Philips met hun
geparfumeerde vrouwen. Daar gaan ze, Bijenkorf in.
Onder aan een roltrap stond een man met
een viool. Het lukte hem met zijn viool te verklanken wat Eindhoven op dat
moment met mij deed. Tragische klanken waren het, bijna huilende klanken die
vanuit de eindtijd hier in Eindhoven een voorschot namen. Onder die klanken
gingen de bezoekers dan de roltrap op naar boven. Die man was een kunstenaar
die van mij een fooi verdiende! Respect voor
kunstenaars! ZO lijden voor de kunst!
Al meteen vanaf het moment dat ik parkeerde in de gigantische parkeergarage met
zebrapaden en zoetgetoetste muzakklanken overviel me deze zware treurigheid.
Eindhoven, je moet er niet willen zijn.
Eindhoven is er voor De Anderen.
En ik dacht dat Tilburg al niks was, maar
het kan dus nog erger
Wat die Guus Meeuwis toch heeft met ‘dan denk ik aan Brabant want daar brand nog
licht’ ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten