donderdag 10 december 2015

Pluk de dag: Turijn ( slot)


Heerlijk om weer eens met de trein te reizen. Ik doe dat niet veel meer. Ik viel  meteen in mijn oude gewoonte een zitting te kiezen tegenover een andere zitting. Ik heb er een hekel aan tegen een leuning op te moeten kijken, zoals in een vliegtuig. Met je neus zit je daar op je stoel bijna tegen de achterkant van de stoel van je voorbuurman. Daarop staan voor jou twee dingen: 1) afbeeldingen van warme snacks die je in het vliegtuig kunt kopen, en 2) wat je moet doen in noodsituaties .Of de twee aan elkaar gerelateerd zijn is onduidelijk
In deze trein kon ik comfortabel zitten en voelde me als een prins.
Het was rustig in de trein. Ik genoot van het op reis zijn en het uitzicht. Het ‘genieten van het onderweg zijn’ is zwak uitgedrukt. Het  ging verder dan dat. Het gaf me een blij en vrij gevoel.  Een gelukzalig gevoel! Vooruit maar!  Even daarvoor had ik dat die dag ook al ervaren: de wandeling naar het station door het bedrijvige Turijn. Met zijn monumenten, winkelarcades, zwervers, jonge mensen, reizigers.

Avigliana

Aangekoen ben in op het station gaan kijken welke tips er  bestonden om  het best naar het klooster te gaan, dat ik wilde bezoeken. ( mijn verhuurders hadden me aangeraden naar dit kolossale gebouw, de San Michele te gaan,gelegen in een natuurlijke omgeving. Ze wisten ook te vertellen dat er geen openbaar vervoer naar toe ging). De loketbeambte aan wie ik het vroeg liep weg op mijn in het Engels gestelde vraag. Hij sprak blijkbaar geen Engels, en riep nu de assistentie in van een oudere vrouw die  verderop aan het werk was. Kennelijk hoopte hij dat zij mij wel te woord zou kunnen staan. Aan het loket verscheen zij, en vertelde me met een hartverwarmende welwillendheid dat er een wandelroute bestond naar het klooster. En dat die wandelroute anderhalf uur zou duren ( well, for ME it’s one hour and a half…perhaps you faster). Het beginpunt van die route lag in het dorpje St Ambrosio. Dat was een station verderop. Daar kon ik naartoe. Over een uur zou er een trein komen.
Lieve vrouw achter het loket, in een dorpje met een stationshalletje waarin geen enkele automaat te bekennen was. Liefde voelde ik voor deze plek. Ik, part-time nostalgische malloot, die met weemoed placht terug te denken aan het pre-automatentijdperk, ervoer hier weer even het verloren gewaande. De Middeleeuwen. Middeleeuwen die echter nog geen 35 jaar oud waren. 

Ik besloot een taxi op te zoeken en bij de chauffeur te polsen naar de prijs voor een ritje San Michele. Het was zulk prachtig weer. Buitengewoon voor 1 december!  Dat ik niet meteen een taxi signaleerde deerde me dan ook niets. Ik toog met mijn rugzakje en mijn stevige stappers in de richting waarvan ik vermoedde te moeten gaan, en al snel zag ik richtingaanwijzers, die bevestigden dat ik goed liep. ‘San Michele’. Struinend langs de weg en ondertussen speurend naar een taxi stak ik een liftduim op naar het aankomend verkeer.

Het aloude liften. Een oergewoonte. Instinct. Liftend kwam je immers overal. Door het dorp Avigliana liep ik. Uit een supermarkt kwam een vrouw, op weg om haar boodschappen in haar auto te zetten en te gaan. Ideaal om haar te laten zien wat voor een buitengewoon betrouwbare lifter ik was. Ik hield haar staande en vroeg haar of ik op de goede weg zat naar St Ambrosio en dat ik naar San Michele wilde.
Even later reed ik langs schone meren naar een afslag waar ze me afzette. Een kronkelweggetje dat omhoog voerde, en dat ook het klooster aan zou doen. Waar overigens weinig verkeer langskwam. Maar dat donderde niet. Ik was weer een lifter geworden. En dat voelde goed.

Als je mij als 10-jarig kind voor je had gehad en je had me gevraagd wat ik later wilde worden, had ik gezegd: ‘Zwerver’ Ik had dat geromantiseerde  idee, dat mogelijk zijn oorsprong vond na het lezen van ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot, aangevuld met eigen naïeve ideeën over hoe ik al rondreizend met een gitaar of een act genoeg zou verdienen om te eten, te slapen, en verder te gaan.
Dat beeld is nooit helemáál verdwenen. En het gevoel dat bij dat beeld paste, dat had ik nu ook. Ik struinde langs een kronkelweggetje in de zon, ik was uit de stad op weg. In mijn rugzak aan etenswaren slechts een flesje water, een appel en een banaan.

Na een klein kwartier stopte een  auto . De derde die langskwam. Dure auto. Ik opende het portier  en een Indonesisch ogende man veronderstelde al dat ik naar de bezienswaardigheid wilde. Ik mocht meerijden, al ging hij niet helemaal naar het klooster. Hij ging naar zijn vader verderop. Maar, zei hij  al heel snel: ‘If you want you can have lunch with us, then I can bring you afterwards to the monastery. Ik vond het goed klinken, en even later parkeerde de dokter, die zich voorstelde als Marcus, zijn auto bij het toegangshek van de woning van zijn vader.
En wat een huis was het! Een prachtig gelegen landhuis. Vader schudde me hartelijk de hand en hij en zijn zoon begonnen in een eetkamer ( er waren er meerdere) de tafel te dekken met brood, zalm, ham. ‘You like white wine for lunch?’ ach ja, waarom niet? “When in Rome, act like the Romans do”.Inmiddels liep ik rond in de aangrenzende kamer. Ik zag  schilderijen uit Peru en Indonesië. Kunstvoorwerpen. In wat voor een stille omgeving lag dit huis, groot genoeg om met 4 families te bewonen. En daar woonde vader, 71 jaar, alleen.
Ik schoof aan. We praatten zoals dat heet ‘geanimeerd’over ons doen en laten. In Engels, Duits, en Frans verliep de conversatie niet eens zo moeizaam. Hij was ‘engineer’ geweest. Had in zijn leven ook veel gereisd. De lunch was zo een aangename bezigheid. We hadden het o.a over de aarde, de onverdraagzaamheid tussen volkeren en religies. We spraken de wens uit dat mensen meer samen zouden moeten gaan werken en klonken op elkaars gezondheid. Vader besloot me naar het klooster te brengen en me daar twee uur later dan weer op te halen.  Inmiddels was er ook likeur en whisky op tafel gekomen, maar voor dat laatste bedankte ik.  Marcus had niet  veel tijd, want als dokter had hij nog huisbezoeken af te leggen. We namen afscheid, en vader liet me nog wat van het huis zien. Het balkon boven. Een schitterend uitzicht over het heuvellandschap. Ik nam er een foto van hem met dit landschap als achtergrond
Onderweg naar boven nam hij nog even een zijweg naar  een aantal afgelegen woningen. Daar was een project gevestigd waar verslaafden probeerden onder begeleiding van hun verslaving af te komen, zo vertelde hij. Hij wist dat ik ook een hulpverlener was en me dit waarschijnlijk wel zou interesseren.
De San Michele oogde imposant op de top van de heuvel. Had ook wel iets van een burcht, een reusachtige gevangenis. Een van de grootste Noord Italiaanse bezienswaardigheden, dat echter nooit als zodanig is geëxploiteerd. Historie en mysterie genoeg rondom het oude gebouw, en schoonheid genoeg, om dat wel te doen, maar toch..
Het was een bijzondere ervaring om rond te lopen rond het gebouw, de ruïne. Temeer omdat ik er vrijwel alleen was. Slechts mijn eigen voetstappen hoorde ik op de stenen traptreden, en ik voelde me klein, lopend langs de gigantische muren van de vesting. Wat een uitzicht ook! Over het dal. Een doorgangsroute, vroeger al, naar Frankrijk. Het verhaal dat ook Hannibal er met zijn olifanten langs getrokken zou zijn.
Echt in het gebouw kon ik niet komen. Het was maandag en gesloten voor publiek. Het maakte me niet uit. De ervaring was me zo al genoeg om me mijn leven lang bij te blijven.




Vader was er niet op de afgesproken tijd . Ik dacht dat hij in slaap gevallen kon zijn, en begon vast terug te lopen. Zo kreeg ik de kans nog wat plaatjes te schieten. Liften deed ik niet, want ik vermoedde dat ik toch opgehaald zou worden. En inderdaad. Daar kwam hij. Wij realiseerden ons dat we ons nog niet eens hadden voorgesteld. Hij heette Beppe Pagliero. Hij vertelde over zijn vrouw, die 20 jaar geleden overleden was. Hij had niet de behoefte om daarna nog met een andere partner zijn leven te delen. Hij had het over zijn zoons. Informeerde ook naar mijn leven. Beppe bracht me helemaal tot het treinstation van Avigliana, waar ik bij het loket de retourticket kocht naar Turijn. Hij wilde dit eerst nog voor me betalen, maar dat vond ik overdreven. Dan wilde hij me nog wel een koffie aanbieden in een café naast het spoor. Ik nam een pilsje. We babbelden als oude bekenden. Hadden er nog uren kunnen zitten.

In de trein naar Turijn voelde ik me  mogelijk nóg beter als op de heenreis. In ieder geval rijker!





Geen opmerkingen: