dinsdag 3 mei 2016

Toonbeeld van lijdzaaheid

Gatverderrie!
Ze staat er weer!
Ik zag het al toen ik met m'n blauwe Opel Zafira  de parkeerplaats van het winkelcentrum opreed.
Shit

Buiten bij de Albert Heijn staan de in elkaar geschoven boodschappenkarretjes. In mijn achterzak bevindt zich immer een muntje om een karretje los te trekken. Die muntjes heb je nodig omdat je anders misschien het karretje zou meenemen naar huis, of misschien het ergens onbeheerd  achterlaat.  Dat laat je nu wel uit je hoofd want je wil je muntje terug!!
Slim bedacht!
Want het werkt

Karretje? Zei ik dat, karretje? De’ karretjes’, daar lopen de peutertjes in de supermarkt tegenwoordig achter. Waar wij volwassenen achter lopen zijn boodschappenwagens!! Ik voel me er klein achter. Moet bijna met m'n handen boven mijn hoofd om het boodschappenwagentje (!) voort te duwen langs de schappen van de supermarkt. Als ik een blikje sardientjes in het wagentje leg moet ik het laten vallen omdat ik niet bij de bodem kom. Nu ben ik nog niet eens een lilliputter. Lilliputters kijken wel uit als ze boodschappen gaan doen. Die nemen dan een mandje.
Eigenlijk wel lullig dat die schappen in Supermarkten zo hoog zijn voor lilliputters. Maar goed. Daar wilde ik het helemaal niet over hebben eigenlijk.

Ik wilde het hebben over degene die er  buiten bij de boodschapkarren staat!  De vrouw met de daklozenkrant. Ze heeft ogen die je doen denken aan de foto’s van de jodenvrouwen die in de oorlogsjaren op de trein naar Auswitch werden gezet.  Ze heeft een  hoofddoekje om. En ze kan met smekende ogen kijken als ze zegt  ‘goeiemiddag’.  Wat heb ik de pest aan die ogen. Wat heb ik er de schurft aan, want ik kan mezelf geen houding geven tegenover haar.  Ze zadelt me altijd op met een onbehaaglijk gevoel. Of ik haar nu wat geef of niet. Ik kan het niet uitleggen. Maar als ik de kans krijg loop ik er met een grote boog omheen. Wat scheelt het? Niet veel. Dan rijd ik voortaan 2 kilometer verderop naar een andere supermarkt.
Waarom kan ik die vrouw niet gewoon negeren? Waarom kan ik er niet vriendelijk tegen zijn? Misschien wel omdat ze voor mij het toonbeeld is van lijdzaamheid. Ik kan er niet mee overweg. Met lijdzaamheid.  Het maakt me kwaad.  Ik wil haar wegduwen en haar wat toestoppen tegelijkertijd. Ik kan er ook niet omheen. Ze staat bij de boodschappenkarretjes die ik nodig heb. Ze is daarmee opdringerig.  Ooit vroeg ik haar met mij mee te lopen naar mijn auto verderop. Dan kon ik mijn boodschappen daar uitladen in de achterbak en dan kon zij mijn karretje terugbrengen en mocht ze de 50 eurocent die er in zat houden.
Dat deed ze niet.
Toen was de kous er voor mij een tijdje af.
Voor een tijdje ja. Want na een paar weken gaf ik haar maar weer wat. Een mens moet toch goed doen. Hopeloos.

Echt voldoening geeft het nooit. Zij bezorgt MIJ hoe dan ook NOOIT een goed gevoel.  
Waar doe ik goed aan?

Geen opmerkingen: